Tips voor een goede vliegerdag

Overgewaaid vanuit China, is het vliegeren ook hier vanaf de middeleeuwen een veel beoefende bezigheid, waarbij je de kracht en de speelsheid van de wind op een directe manier ervaart.

Voor het zelf maken van je eigen vlieger kun je aanwijzingen vinden in de DoeHoek-aflevering 'Een vlieger maken'.

Om meer plezier te beleven aan het vliegeren is het goed om wat handigheidjes hierover te kennen.

Als je gaat vliegeren is het heel verstandig om ’n paar handschoenen mee te nemen om te voorkomen dat het dunne vliegertouw in je handen snijdt.

Kies een plek waar geen ’obstakels’ in de buurt zijn. Bij gebouwen in de nabije omgeving is vaak veel turbulentie in de luchtstromen. Als er bomen in de buurt staan komen vliegers er heel gauw in vast te zitten. Blijf weg van wegen en hoogspanningsmasten. De beste plaatsen om te vliegeren zijn open velden en stranden.

Het rennen met de vlieger om hem op te laten is erg onhandig: behalve dat je niet ziet waar je loopt (omdat je naar de vlieger kijkt), kun je ook de vlieger, die dan achter je zou zijn, niet goed in de gaten houden en adequaat reageren op de bewegingen hiervan, waardoor hij makkelijk kan crashen.

^{afb. 1 afb.2}

Als er ’n stevig windje staat kun je de vlieger in je eentje oplaten, zoals op de twee afbeeldingen hierboven.

• De voorkant van de vlieger moet altijd naar de wind gericht zijn.
• Met je rug naar de wind houd je de vlieger zo hoog mogelijk vast - rechtovereind (afb. 1).
• Wanneer je voelt dat de wind er tegen blaast laat je de vlieger rustig los (afb. 2).
• Als de wind sterk genoeg is begint de vlieger omhoog te gaan. Laat het touw dan rustig vieren. Het kan zijn dat de vlieger nu wat gaat dalen… trek het touw dan weer strakker aan, waardoor de vlieger weer omhoog gaat.
• Dit proces herhaal je tot de vlieger stijgt naar hoge, meer gelijkmatige winden. Dus als het touw slap hangt: wind het op tot de lijn weer strak is, als de vlieger te hard trekt laat je de lijn vieren.

Mocht je vlieger in kringen draaiend naar beneden duikelen – wacht dan tot de vlieger dicht bij de grond is - op dát moment laat je heel snel je lijn vieren zodat de vlieger een zachte landing maakt. Dus houdt altijd lijn over voor zulke omstandigheden.

De staart geeft stabiliteit aan de vlieger. Wanneer de vlieger heel onstabiel is kun je de staart wat zwaarder maken, door bijvoorbeeld papierbundels toe te voegen. Wanneer de vlieger steeds naar beneden zakt kun je de staart wat lichter maken.

Als de wind erg sterk is kun je de ring van de toom ’n klein beetje naar boven verplaatsen zodat de vlieger wat schuiner naar voren hangt - maar niet teveel: dan zou hij neer kunnen storten. Als de wind wat zwak is zou de ring wat naar beneden geschoven kunnen worden zodat hij iets meer rechtop staat, en meer wind vangt. Maar niet teveel, want dan gaat hij niet meer omhoog.
De ring zit ongeveer op een derde van de hoogte van de vlieger.

^{Afb. 3}

Wanneer de wind wat zwakker is is het handig als iemand je helpt bij het oplaten van de vlieger.
Zo gauw de wind in de vlieger blaast wordt hij losgelaten.
Op dat moment trek jij aan het vliegertouw. Zo schiet hij omhoog. (afb. 3)

^{Afb. 4}

Als de vlieger wat hoogte heeft bereikt dan kun je het touw wat laten vieren, en daarna eraan trekken om meer hoogte te krijgen.
Zo zal de vlieger gauw op een mooie hoogte aan de hemel staan.

^{Afb. 5}

Meestal slingert een vlieger bij het oplaten.
Door trekken en vieren reageren we op de schommelingen van de wind. Vier de lijn als de wind hard is en de vlieger trekt, en spoel weer terug als de wind wegvalt. De lijn moet altijd gespannen blijven.

Op deze website vind je meer informatie en waardevolle tips over het vliegeren. Even naar beneden scrollen naar het hoofdstuk 'Vliegers'.

Veel plezier met het vliegeren!

Tineke