menu
De Vuurbloem 

Een Russisch liefdessprookje rond het Sint Jansfeest

Door Maya Muntz, voor kinderen vanaf 9 jaar

Aan de oever van een brede en kalme rivier, in het heilige Rusland, lag een groot dorp met vele mooie boerderijen. Tot aan de horizon strekten zich de zachte groene weiden uit en de weelderige akkers met de vette donkere aarde, de rijkdom en trots van de bewoners van dit land. Het was gezellig wonen in dit rijke dorp; de mensen hadden het goed en stellig kon men in bijna ieder huis ergens een aarden pot verborgen vinden vol blinkende en klinkende munten. Maar de rijkste van allen was zeker de oude molenaar met zijn mooie molen en zijn nog mooiere dochter. Geen boerenzoon, ver of nabij, die niet verliefd was op de beeldschone Wassilissa, die niet droomde van haar gouden vlechten en haar grote ogen, zo blauw als korenbloemen. Maar de rijke molenaar was trots en niemand was hem goed genoeg voor zijn kind.

Doch... wat weet een oude vader van het hart van een jong meisje? Vaak niet veel en zo wist ook deze niet dat zijn dochtertje het hare al lang weggegeven had. Aan wie dan?... Nou ja... aan de mooiste jongen van het dorp!... Goed zo! zou men zeggen. maar... deze jongen was straatarm. Het was de dorpsherder, een wees zonder huis en geld, maar.... met ogen die straalden als sterren en een glimlach warmer dan een zonnestraal. Hij zou ieder meisje kunnen krijgen, ware het niet om dat stomme geld! Sommigen zouden hem graag ook zonder geld hebben, maar hij had alleen oog voor het mooie molenaarsdochtertje... en zij alleen voor hem.

Ze ontmoetten elkaar bijna elke avond op de andere oever van de rivier, daar waar het donkere bos zijn hoge bomen en dichte struiken in het rustig stromende water spiegelde, maar ze wisten dat hun liefde geen toekomst had, want Wassilissa zou nooit durven trouwen zonder de ouderlijke zegen en om die te verkrijgen, moest een wonder gebeuren. Daarvoor was al menig kaarsje ontstoken voor de strenge ogen van de oude Ikonen in het dorpskerkje, maar het antwoord kwam nog steeds niet.

De bewoners van dit rijke dorp hielden, zoals alle Russen, van feestvieren en van oude gebruiken, die nog van hun voorouders stamden. Onder andere was het hun gewoonte, dat op de avond van Sint Jansdag, na het eten, de hele dorpsjeugd op een kleine gezellige weide samen kwam om die dag te vieren. Ook de ouderen gingen er heen, brachten lekkernijen en 'kwas' (zoetzure drank van gegist brood) en gingen onder een dikke eik zitten om aan de vreugde van hun kinderen deel te hebben. Meisjes hadden kransen van bloemen gevlochten en hun hoofdjes daarmee versierd, jongens hadden hun rode zondagse hemden aan en brachten balalaika's en hand-harmonica's mee. Grote vreugdevuren waren aangestoken en al gauw klonken in het blauwe schemerlicht liederen en dansmuziek, gejuich en gelach.

Kalm stroomde de rivier langs de vrolijke weide, het feest weerspiegelend.. Meisjes liepen naar het water en wierpen hun bloemenkransen erin. Zal het kransje vlug wegzwemmen?... Dan zou het ook gauw bruiloft zijn!... Of zou het ergens blijven steken? Of nog erger - zinken!.....

Om de vreugdevuren dansten meisjes en jongens een rondedans en paartjes sprongen hand in hand over het vlammende hout. Onvermoeid scheen de jeugd; toch gingen ze tenslotte zitten rond een oude blinde bedelaar, die onverwachts bij het feest verschenen was, niemand wist waar vandaan. Zo'n blinde zwerver komt en gaat en kent vaak vele wonderlijke verhalen....

"Opaatje, vertel ons iets"... drongen nu allen aan.

De oude man hield zijn bleek gelaat naar de donkere hemel gericht, waar de sterren verschenen waren en sprak:
"Vanavond zal ik jullie geen sprookje vertellen, maar iets waarvan wijze mensen beweren dat het de waarheid is. Luister goed!..."

"Het is vandaag Sint Jansdag en er gebeurt vannacht een wonder, zo zeggen oude mensen die veel weten. In het dichtste deel van oeroude wouden, daar waar de reuzenvarens groeien, daar bloeit drie keer in deze nacht de Vuurbloem, die een licht verspreidt, dat door de aarde dringt. In dat licht kan men de schat zien welke onder de wortels van de varens begraven ligt. Een schat van goud en zilver en fonkelende edelstenen, zo groot, als zelden een mens bezit. De dappere, die deze bloem durft te plukken - en groot zijn de gevaren - zal de schat kunnen bemachtigen en voor zijn leven rijk zijn!"

De oude bedelaar zweeg en staarde met dode ogen stil voor zich uit. Ook zijn toehoorders zwegen. Plotseling lachte iemand: het was de gierige molenaar.

"Zo jongens," riep hij, "hier is een kans voor een dappere kerel. Ik weet, dat velen van jullie graag met mijn dochter zouden trouwen. Nou.... wie met deze schat bij mij komt, die wordt mijn schoonzoon."

Twee jonge mannen sprongen op, de ene was een rijke boerenzoon, een brutale, ijdele kerel, wiens herhaaldelijke aanzoeken Wassilissa telkens afgewezen had, de andere was de blonde herder Iwan.

"Ik zal de schat halen!" riep de rijke jongen. "God noch duivel zullen mij weerhouden!"

Iwan zei niets, maar keek alleen naar het blozende gezichtje van zijn meisje.

De oude bedelaar schudde zijn grijze hoofd en prevelde: "God zij met ons" en maakte het teken van het kruis. Velen deden het hem na, maar niet de brutale boerenzoon - hij was bekend als een luie kerkbezoeker, die liever 's zondags naar de kroeg ging.

Het was laat geworden. Eén voor één gingen de mensen naar huis, lachend en nog even nazingend. Op de weide, bij de haast uitgebrande vuren, bleven de twee jongelingen achter en.... verscholen achter de dikke eikeboom, Wassilissa. De boerenzoon keek de herder dreigend aan.

"Brutale sufferd!" siste hij. "Durf jij naar mijn uitverkorene te kijken? Mijn knechten zullen je doodranselen!" Daarna liep hij weg, naar de rivier toe. Hij was echt van plan om de schat te gaan halen, als het maar waar was, wat de oude bedelaar verteld had, het was niet eens alleen vanwege die trotse Wassilissa....

Het was al laat, bijna middernacht....
Op de weide stonden alleen nog de twee veliefden, Wassilissa omhelde de jonge herder en smeekte hem, niet naar het donkere bos te gaan. God zou hen op een ander wijze helpen. Maar hij schudde zijn blonde hoofd: het was een kans om haar te winnen en hij zou gaan.

"Bid voor mij, liefje", zei hij, "en de heilige Moeder Gods zal me beschermen".

Zo bleven ze nog een hele tijd met elkaar redeneren, totdat het plotseling pikdonker werd. De dunne maansikkel verdween achter zware zwarte wolken en een hevige storm brak los. Ergens kraaide een haan.

"Laat me je thuis brengen", zei de jongen. "Het is al middernacht en het stormt zo!"..... Hij bracht het meisje naar de grote molen en vroeg nog een keer: "Bid je voor mij?" - Daarna sprong hij in een kleine boot en roeide naar de overkant. De storm was plotseling bedaard en in de zwakke maneschijn keek het meisje hem na, totdat hij op de andere oever tussen de bomen verdwenen was. Toen liep ze naar haar kamertje en viel op haar knieën voor het beeld van de Moeder Gods.

Zacht scheen het roze licht door het doorzichtige glaasje, waar dag en nacht een brandend pitje in de geurige olie zwom. Het glaasje hing aan een gouden ketting voor het aangezicht van de heilige Ikoon en de rustige ogen in het strenge gelaat keken stil neer op het biddende mensenkind.

Waar was intussen de brutale boerenzoon? - Hij was de rivier overgestoken en het donkere bos ingegaan. Het was stil, erg stil tussen de hoge bomen en de dichte struiken en zo donker.... een klein beetje licht van de nieuwe maan, een flauwe schijn van rottende planten.... Soms ritselde iets in het gras... dan greep hij naar het mes in zijn laars. Maar hij zag niets en ging weer verder.

Hij kwam op een kleine open plek. Daar dansten duizenden vuurvliegjes hun zomerdans. Ze omringden hem, kropen over zijn kleren en in zijn haar.... "Vervloekte beesten!" riep hij geërgerd en probeerde ze af te schudden, maar het lukte niet. Toen sloeg hij boos er op los en vloekte weer. Hij doodde er velen en opeens vlogen ze allemaal weg. Het bos werd nog donkerder en stiller. Ergens riep een uil, drie keer....

De jonge boer was nu diep in de wildernis doorgedrongen, bijna tot het grote moeras. Daar groeiden de grote varens, dat wist hij... Weer riep een uil klaaglijk, het werd hem bang om het hart. - Hij had het gevoel dat iemand hem volgde en beloerde. Soms flitste het vurig achter de bomen.... soms gleed een donkere schaduw boven zijn hoofd.... zonder geluid... zo stil... zo griezelig stil. Het was ook zo benauwd warm... Eindelijk zag hij een opening en kwam tussen de varens. Daar achter lag, groen als een schim, het moeras.

"Hier moet ik nu wachten", mompelde de jongeman tussen zijn tanden. Hij was bang en ergerde zich over deze onbegrijpelijke angst.

"Allemaal oudewijvensprookjes" gromde hij en ging in het gras zitten, maar.... sprong weer haastig op: langs hem gleed een dikke groene slang met vuurrode ogen en horens op haar platte kop. Ze verdween achter een boomstam, maar de vreselijke ogen bleven hem aanstaren uit het donker. En iets verder verschenen andere ogen... groen vlammend.... en weer andere.... nog en nog.... van alle kanten... hij was omringd door onzichtbare wezens die hem aankeken. Hij durfde zich niet te verroerren en het koude zweet liep hem over het gezicht. De maan verdween achter dikke zwarte wolken. Het werd pikdonker. Alleen de geheimzinnige ogen gloeiden... Ergens in de verte gierde de wind, maar om hem heen was het stil... doodstil.

Plotseling kraaide een haan en... een licht verscheen. Een licht in het hart van een reuzenvaren. Langzaam groeide het en vormde een kelk... De Vuurbloem verscheen; een bloem van vlammende vuurtongen!

Als betoverd stond de boerenzoon te kijken. "Het is toch waar", fluisterde hij en stapte naar de plant toe. Maar op hetzelfde ogenblik schenen aarde en hemel te vergaan. Een gierende windstoot schoot als een lange scherpe naald door het donkere bos, bomen vielen krakend om, afgerukte takken vlogen door de lucht en grepen als drakenklauwen naar de verschrikte mens...

Van achter de struiken kropen nu wezens naar hem toe, krijsende roetzwarte duivels met spitse horens en slangachtige staarten. Ze sprongen en huilden als hongerige wolven en klauwden naar hem. Rode tongen hingen uit hun afshuwelijke bekken en ze spuwden naar hem vuur.... Het bliksemde door de zwaveldoordrenkte lucht en de donder rolde onophoudelijk over het kreunende bos.... Een boom viel om vlak voor de jongeman en de stronk keek hem aan met bloedige ogen. Als spinnepoten kropen de worels uit de aarde naar hem toe... Groene vleermuizen zwaaiden aan bomen en grepen in zijn haren... Uit het moeras verhief zich een groenwitte gestalte en kroop op dunne slijmerige armen naar hem toe... Een oude kromme heks vloog op een bezem door de lucht en viel als een zwarte kat op de schouders van de ongelukkige boerenzoon en ranselde hem met een zweep van dertien samengebonden slangen... Half gek van angst probeerde de eens zo brutale man te bidden of het teken van het kruis te maken, maar... zijn hand balde zich tot een vuist en over zijn lippen kwamen alleen vloeken: hij had te lang niet meer gebeden!...

Toen poogde hij wanhopig zich een weg te banen naar de schitterende bloem... Het lukte hem de kring van de hellegeesten te doorbreken, maar de vlammende kelk ontweek hem... weer greep hij toe... maar tevergeefs. Toen vervloekte hij God en zijn heiligen en stortte zich als een bezetene op de bloem... Zijn voeten gleden uit en... hij viel in het moeras...

Op hetzelfde ogenblik verdwenen de geesten en ook de vuurbloem. De storm bedaarde en een doodse stilte bekroop het woud. Tussen de vluchtende wolken verschenen de bleke horens van de dunne maansikkel en zijn zwakke schijn gleed sidderend over een mensenhand die voor het laatst boven het moeras krampachtig in de lucht greep...

Het werd stil... griezelig stil in het oeroude woud.

Na enige tijd kwamen er stappen naderbij en een mensengestalte werd zichtbaar. Het was de jonge herder. Nadat hij de rivier overgestoken had was ook hij het bos binnengegaan. Rustig liep hij onder de hoge bomen. Hij kende deze streek goed, waar hij vaak naar verdwaald vee gezocht had. Na de storm schenen de bomen te slapen, onbewogen, vredig als kinderen.

Hij kwam op een kleine open plek uit. Daar, tussen het hoge gras dansten duizenden vuurvliegjes hun zomerdans. Ze omringden de jongeman en kropen over zijn kleren en in zijn haar. "Oh, wat mooi"! zei hij en nam een van hen voorzichtig in zijn hand. "Kom schepsel Gods", sprak hij glimlachend tegen het glinsterende beestje, "jij bent zelf een vuurtje, wijs me dus de weg naar de Vuurbloem." En zie - de insekten vormden een lange fonkelende lijn en vlogen voor hem uit.

Verbaasd en vrolijk volgde hij, gelovend dat het een goed teken was. Zij leidden hem naar het dichtste gedeelte van het woud, daar waar de hoge varens aan de oever van het onpeilbare moeras groeiden. Hij bleef staan in de bleke maneschijn en hoorde plotseling ergens heel ver weg een haan kraaien.

Op hetzelfde ogenblik begon iets te gloeien in het midden van de grootste van de varens en langzaam opende zich een lichtende kelk: de Vuurbloem. Een gouden schijn verspreidde zich over alles...

Vol ontzag en bewondering keek de jongeling een lange tijd zonder zich te verroeren. Dan herinnerde hij zich de schat en stapte naar de bloem toe. -

Maar toen schenen hemel en aarde te vergaan.... Een vreselijk onweer brak los... bliksem op bliksem doorkliefde de sidderende lucht... de donder rolde als losgescheurde granietblokken door de jagende wolken... de storm stortte zich als een woedend roofdier op het kermende bos, razend en tierend... reusachtige bomen vielen om... takken vlogen door de lucht en grepen als zwarte klauwen naar de verschrikte herder. Hij keek ontzet om zich heen en zag van achter de bomen afschuwelijke gestalten naar zich toe kruipen.... roetzwarte duivels met vurige tongen, en staarten als slangen... wanstaltige beesten: half varken of geit - half dwerg... een heks gilde in een boom boven zijn hoofd en trachtte hem met een zweep van slangen te raken....

Uit het moeras verhief zich tot aan de heupen een afgrijselijke gestalte, groenwit, met een lange schuimende baard, glazige kikkerogen en dunne slijmerige armen... Van alle kanten omringeen ze hem, krijsend, joelend en huilend als wolven en kropen langzaam de kring sluitend naar hem toe...

"De bloem is van ons"...gilde de heks in de boom.
"Van ons... van ons...", brulden de duivels en de halfdieren en grepen de jongeling...

"O Moeder Gods, sta me bij!" riep hij in angst en vertwijfeling... En ver van hem, in haar kamertje, geknield voor de heilige Ikoon, bad ook Wassilissa: "O Moeder Gods, sta hem bij!"

Als bij toverslag bedaarde de storm en verdwenen de duivelse gezichten. Alleen de Vuurbloem bleef fonkelen en overgoot de hele omtrek met haar gouden licht.

Iwan maakte het teken van het heilige kruis: van het voorhoofd naar zijn brede borst, van de rechter schouder naar de linker en... plukte de wonderkelk.

Hij hoorde een klank als van een zilveren kerkklok en kreeg het gevoel alsof zijn ogen en oren open gingen. Diep, diep in de aarde drong zijn blik en de aarde openbaarde hem haar geheimen.

Hij zag het gesteente zich vormen, hij hoorde het gras groeien, hij begreep de taal van dieren en vogels... De ochtend was nabij...

Toen zag hij onder de grote varen een fonkelende schat begraven liggen. Hij opende de aarde met de meegebrachte spade en trok een grote ijzeren pot te voorschijn, die vol was met goud, zilver en edelstenen.

De wonderbloem in zijn hand was uitgebrand als een kaars, maar hij had het gevoel alsof de warmte en lichtstralen naar zijn hart waren gevloeid. Hij nam de schat en liep, God dankend, terug naar het dorp.

- De zon ging op en hoog in de hemel jubelden de leeuweriken...

Nog nooit heeft men in dit dorp zo'n vrolijk feest gevierd als op de trouwdag van de blonde herder en de mooie Wassilissa. -

Bron: 'Verhalen van de Berggeest', legenden voor onze tijd,
geschreven door Maya Muntz,
Uitgeverij 'Zevenster'

Zoek naar ideeën
 
Sint Jan

Voor de seizoenentafel in de zomer

Regien Kos

Sint Jan | zomer | handwerken

Met wingerd als basis, en met veldbloemen

Maaike

Sint Jan | zomer

Voor kinderen van 7-9 jaar

Caroline von Heydebrand, vert. Anton Limburg

Sint Jan | toneelspelen | zomer

Tafelspreuk

Muziek maken | Sint Jan | zomer | spreuken en versjes

Een sprookje voor de zomer

Sint Jan | zomer | verhalen vertellen

Een legende uit de vroege Middeleeuwen

Sint Jan | verhalen vertellen

Een sprookje voor de zomer

Gebroeders Grimm

Sint Jan | zomer | verhalen vertellen

Een kringspel voor het Sint Jansfeest

Sint Jan | dansen en bewegen | muziek maken | zomer

Houtsnijden met nieuwe wilgentakken

Bron: Jaarfeesten in het gezin - Sint Jan, De Zonnejaargroep

Knutselen | Sint Jan | lente

Een avondlied van de Zuni-indianen uit Noord-Amerika

Met kleurplaat

Muziek maken | Sint Jan | zomer | knutselen

Een kringspelletje voor kleine kinderen

Sint Jan | zomer

Dansen in de Sint Janstijd en de zomer

vanaf zeven jaar

Sint Jan | dansen en bewegen | muziek maken | Carnaval

Een leuke en makkelijke manier om de lucht mee te verkennen

Uit: 'Met het oog op de natuur', door Carol Petrash

Sint Jan | zomer | knutselen | Hemelvaart

Guido Gezelle

Sint Jan | spreuken en versjes

Voor de seizoentafel

Regien Kos

Sint Jan | zomer

Een dans voor het Sint Jansfeest en de zomer

Sint Jan | muziek maken | zomer | dansen en bewegen

Oogsten in de Sint Janstijd

Sint Jan | zomer