Een paasverhaal voor de allerkleinsten
Hetty Hijmans
Dit verhaal zou aan tafel gespeeld kunnen worden terwijl het wordt verteld. Je zou hiervoor een haasje van vilt kunnen naaien en een kuikentje breien of een kuikentje van pompons maken.
Het verhaal
Het was in de tijd, dat prinses Lente in het land zou komen. De kleine witte sneeuwklokjes waren al wakker geworden: "Klingel-klang, - ik ben 'r al lang, - wakker worden, - klingel-klang!" Zo klonken de klokjes. Ze riepen de kaboutertjes wakker: "-Wakker worden, - klingel-klang!"
Daar kwamen de kaboutertjes één voor één uit hun holletje gekropen: "Hoor, de sneeuwklokjes roepen, het is tijd om naar buiten te gaan. Alles moet mooi gemaakt worden voor het grote feest!" Iedereen wist dat het gauw Pasen zou zijn.
"Zullen we de paashazen wakker gaan maken?" zeiden de kaboutertjes tegen elkaar. "Ja, laten we dat doen! Ze slapen vast nog!" De kabouters namen ieder een sneeuwklokje in de hand, en zo trokken ze naar de Paasberg, waar de hele familie Paashaas woonde. "Klingel-klang, - ik ben 'r al lang, - wakker worden, - klingel-klang!" zongen de sneeuwklokjes. En alle kaboutertjes zongen mee.
Van al dat zingen en klingen werden de paashazen wakker. Vader Paashaas werd het eerste wakker, en toen hij naar buiten keek en de kabouters aan zag komen, riep hij: "Paashazen, onze tijd is gekomen! Wakker worden allemaal!" Alle paashazen kwamen naar buiten gesprongen. Alleen het allerkleinste paashaasje sliep nog. Die was ook nog wel héél erg klein.
"Luister goed paashazen," zei Vader Paashaas, "het duurt niet lang meer, dan wordt het Pasen. Dan gaan wij aan alle lieve kinderen paaseieren brengen. En er zijn héél veel lieve kinderen. Wel duizend! Dus allemaal maar ijverig aan het zoeken!" En ze zongen: "In het bos, op het veld, in de wei, - onder struiken en bomen zoeken wij!" En het éne paashaasje na het andere sprong hop-hop-hop het bos in, - hop-hop-hop het veld over, - hop-hop-hop de wei in.
Alleen het kleinste paashaasje was thuis gebleven. Eerst sliep hij nog een hele tijd. Maar na een poosje werd hij wakker. Hij keek om zich heen. Waar waren alle paashazen geleven? Zeker waren ze allemaal paaseieren gaan zoeken. "Waarom ben ik ook nog zo klein?" dacht het paashaasje. "Ik wou maar dat ik ook een paasei kon vinden. Eéntje maar. Maar hij mocht niet alleen naar buiten van Vader Paashaas. Hij zou wel kunnen verdwalen in het bos, en de weg naar huis niet meer terugvinden.
Het paashaasje deed kleine sprongetjes door het grote paashazenhol, - en inééns kwam hij bij de uitgang terecht. Wat rook het buiten lekker! Paashaasje snoof met zijn snuffelneusje de heerlijke boslucht. Oh, - en daar was het grote bos!
Paashaasje luisterde. Wat was het stil in het bos! Het was ook nog héél vroeg in de morgen. de vogeltjes sliepen nog. En de andere dieren van het bos sliepen ook nog. Alleen de paashazen waren wakker, - en de kabouters, - en de sneeuwklokjes! Wat was het stil daarbuiten! Luister eens, - je hoorde helemaal niets. Jan de wind sliep zeker ook nog.
"Zou ik niet óók een paasei kunnen vinden?" dacht klein Paashaasje. Hij deed een sprongetje over het zachte groene mos, - en nòg een, - en nòg een. "Ik zal wel oppassen dat ik niet verdwaal. Maar, ---- waar moet ik gaan zoeken??" Hij deed wéér een sprongetje, - en nòg een. Verder durfde hij niet. Hij keek in het rond. Helemaal stil was het in het bos.
Maar, ---- wat was dat? "Tik-tik, --tik-tik, --tik-tik! Nu hoorde hij het heel duidelijk. Paashaasje liep om het grote witte ei heen. Ineens zag hij een gaatje boven in het ei komen, en daar stak iets doorheen. Het leek wel een klein snaveltje.
"Tik-tik, -- tik-tik, -- tik-tik ---- en dáár sprong het ei helemaal open! En wie zat daar binnen-in? Een geel donzig kuikentje! Het had oogjes als kleine zwarte kraaltjes. "Piep-piep," riep het kuikentje, "daar ben ik!" Verbaasd keek het naar het haasje. "Wie ben jij?" "Ik ben klein Paashaasje. Ik heb jou gevonden. Wil jij mijn vriendje zijn?" "Piep-piep, ja-ja, dat wil ik wel!"
Wat was klein Paashaasje blij! Nu was hij niet meer alleen. Nu had hij een vrindje gevonden. Hij maakte allemaal kleine sprongetjes in de lucht van plezier. Plotseling bleef hij bij het kuikentje staan: "Kom maar met mij mee naar het grote feest!" En daar sprong het paashaasje al vooruit: hop-hop-hop, hop-hop-hop! Zó blij was hij. "Piep-piep, wacht even, ik kan niet zo vlug!", piepte het kuikentje, "ik ben net geboren!"
Toen wachtte Paashaasje maar weer op zijn vrindje. Die had ook nog kleine wiebelpootjes. "Hop-hop-hop," sprong het haasje. "Wiebel-wiebel-wiebel," kwam het kuikentje. Zo gingen ze samen verder. En eindelijk kwamen ze bij de Paaswei aan. Daar waren alle Paashazen bij elkaar. In het midden stond een grote, grote mand vol met alle eieren die ze bij elkaar hadden gezocht.
"Maar waar is kleine Paashaasje eigenlijk gebleven?" riep Vader Paashaas. "Zou hij nog slapen in zijn holletje?" Maar kijk! Wie kwam dáár tussen de struiken tevoorschijn? Klein Paashaasje - samen met het pas-geboren kuikentje!
"Wat heb jij daar meegebracht?" riepen alle Paashazen vol verbazing. "Waar heb je dát gevonden?" "Dat was in mijn paasei verborgen," zei klein Paashaasje, "en nu is hij mijn vrindje. Vind je hem niet erg lief?" "Piep-piep," zei het kuikentje, "ja-ja, hier ben ik!"
Toen alle paashazen van hun verbazing bekomen waren, riepen ze allemaal tegelijk: " Ons kleinste Paashaasje heeft het allermooiste gevonden!" Ze maakten een grote kring om de twee kleine vrindjes heen, en dansten en sprongen dat het een lieve lust was om te zien
Toen kwam de Paaszon tevoorschijn en kleurde alle eieren in de allermooiste kleuren. Mooier dan je ooit zou kunnen bedenken! Klein Paashaasje en het kuikentje mochten héél voorzichtig boven op de mand met eieren klimmen. De andere paashazen namen de mand op, en gingen er mee van huis tot huis om aan alle lieve kinderen een mooi gekleurd paasei te brengen. Nog vóór ze wakker zouden worden.
Ga maar eens kijken op Paasmorgen, misschien ligt er in jouw tuin ook wel zo'n mooi paasei verborgen. Of, als je geen tuin hebt, dan misschien wel in een hoekje van de kamer. Je kunt nooit weten.
Een paasverhaal uit Griekenland, vanaf 10 jaar
Maja Muntz-Koundoury
Paastijd | verhalen vertellen
De Nachtegaal, een paaslegende
Voor kinderen vanaf 7 jaar
Hermien IJzerman
Palmpasenweek | verhalen vertellen | Paastijd
Voor een lekker warm eitje, of (opgevuld) een knuffelkipje
Paastijd | handwerken
Ritme-instrumentjes met papier-maché
Palmpasenweek | Paastijd | muziek maken
Met een Keltische harteknoop
Handwerken | Kersttijd | Paastijd | jaarfeesten algemeen
Tractatie voor school of op de paastafel
Uit 'Kom je ook op mijn feestje?'
Paastijd | koken en bakken
Kabouter Goudbaardje en zijn vriendjes
Tafelspelletjes met liedjes over de lente
Palmpasenweek | Paastijd | lente
Beweegspelletje voor de paastijd
Paastijd | knutselen | spelletjes
Brei een vierkant lapje en je hebt bijna een kip.
Paastijd | lente | handwerken
Een sprookje van de gebroeders Grimm
Verhalen vertellen | Palmpasenweek | winter | Paastijd
Vogelnestjes van gepofte rijst en chocolade
Met eitjes van zelfgemaakte marsepein
Lente | Paastijd | koken en bakken
'Wie krijgt het gouden ei?'
Lente | Paastijd | verhalen vertellen